De Commissie presenteerde in september 2020 het migratie- en asielpact. Dit pact omvat ook niet-wetgevende initiatieven en betekent een nieuwe start op het gebied van migratiebeheer. Ruim drie jaar na de presentatie van het pact bereikten het Europees Parlement en de Raad een historisch politiek akkoord over vijf belangrijke dossiers. Het Europees Parlement heeft nu in totaal tien nieuwe wetgevingsteksten aangenomen. Deze reeks hervormingen zal een nieuwe rechtsgrondslag bieden voor eerlijker en efficiënter migratiebeheer. Er is overeenstemming bereikt over de volgende onderling verbonden handelingen:
Titel | Omschrijving |
---|---|
1. Screeningverordening en 2. de verordening tot wijziging van de Ecris-TCN-verordening om screening te vergemakkelijken | Alle irreguliere migranten worden geregistreerd en hun identiteit, veiligheidsstatus en gezondheid worden gecontroleerd. |
3. Verordening asiel- en migratiebeheer | Voert een nieuw permanent mechanisme voor solidariteit tussen de lidstaten in om het huidige systeem, waarbij enkele landen verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van de asielaanvragen, evenwichtiger te maken. Stelt duidelijke regels vast inzake de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van asielaanvragen en het voorkomen van secundaire bewegingen. |
4. Asielprocedureverordening | Stelt een gemeenschappelijke, eerlijke en efficiënte procedure vast voor het nemen van beslissingen over asielverzoeken, waarbij misbruik wordt beperkt en drijfveren voor secundaire bewegingen in de hele EU worden weggenomen. Samen met de verordening terugkeergrensprocedures voorziet deze verordening ook in een verplichte grensprocedure voor zowel het asiel- als het terugkeerproces aan de buitengrens. |
5. Verordening crisis- en overmachtsituaties (met bepalingen van het voorstel voor een instrumentaliseringsverordening) | Voorziet in snelle protocollen voor crisissituaties en situaties waarin migranten worden geïnstrumentaliseerd, aangevuld met operationele bijstand en financiering in noodsituaties. |
6. Eurodac-verordening | Zet een interoperabele asiel- en migratiedatabank op om het asielstelsel te ondersteunen, irreguliere migratie te helpen beheren en de uitvoering van de hervestigingsverordening en de richtlijn tijdelijke bescherming te ondersteunen. |
7. Richtlijn opvangvoorzieningen | Harmoniseert de opvangvoorzieningen in de hele EU, zorgt voor normen voor menswaardige opvang in de hele EU en vermindert drijfveren voor secundaire bewegingen. |
8. Kwalificatieverordening | Harmoniseert de beschermingsnormen in de EU om uniforme normen voor de bescherming en rechten van vluchtelingen te waarborgen en “asielshopping” te voorkomen. |
9. Verordening hervestigingskader | Creëert een gemeenschappelijk EU-kader voor de hervestiging, door de lidstaten, van vluchtelingen van buiten het grondgebied van de EU. |
10. Verordening tot oprichting van het Asielagentschap van de Europese Unie | Hierbij is een volwaardig Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA) opgericht dat de lidstaten zowel in normale tijden als bij uitzonderlijke druk snel en volledig van dienst kan zijn. |
11. Richtlijn gecombineerde vergunning [1] | Stroomlijnt de procedure voor het verkrijgen van een gecombineerde werk- en verblijfsvergunning voor aanvragers en werkgevers. |
12. Blauwekaartrichtlijn [2] | Helpt werkgevers bij het aanwerven van hoogopgeleide arbeidskrachten van buiten de EU door het proces eenvoudiger en toegankelijker te maken. |
Er zijn twee wetgevingsvoorstellen die nog moeten worden goedgekeurd:
Terugkeerrichtlijn | Stroomlijnt en actualiseert de regels met betrekking tot terugkeerprocedures. |
Richtlijn langdurig ingezetenen | Maakt het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene van de EU gemakkelijker door de toelatingsvoorwaarden te vereenvoudigen. |
Het politiek akkoord werd in december 2023 bereikt.
Het politiek akkoord werd in mei 2021 bereikt. De herziene richtlijn is op 27 november 2021in werking getreden.
Het pact brengt een gemeenschappelijk Europees systeem tot stand met een nieuw proces voor het beheer van migratie in normale tijden, maar er wordt ook rekening gehouden met crisissituaties en situaties van instrumentalisering.
Een Europees systeem om de buitengrenzen van de EU te controleren, een eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten te waarborgen en mensen in nood te beschermen.
- Veiligere buitengrenzen: alle irreguliere migranten worden bij aankomst geregistreerd en aan een grondige identiteits-, veiligheids-, gezondheidscontrole en kwetsbaarheidsscreening onderworpen. Personen die waarschijnlijk geen bescherming nodig hebben, die een veiligheidsrisico vormen of die de autoriteiten misleiden, zullen een versnelde grensprocedure moeten doorlopen. Deze procedure zorgt voor een snelle behandeling van hun asielverzoeken en, indien deze worden afgewezen, voor een snelle terugkeer, zonder dat de betrokken persoon toestemming heeft gekregen om het grondgebied van de Unie binnen te komen. Elke lidstaat moet over voldoende capaciteit beschikken om tijdens de duur van de procedures een bepaald aantal asielzoekers adequate opvangvoorzieningen te kunnen bieden. Er zullen krachtige wettelijke waarborgen van toepassing zijn en niet-begeleide minderjarigen zullen van de grensprocedure worden vrijgesteld, tenzij zij een bedreiging voor de veiligheid vormen. Alle lidstaten moeten zorgen voor onafhankelijk toezicht op de naleving van grondrechten tijdens de screening- en asielgrensprocedures. Er zullen ook volledige crisisprotocollen beschikbaar zijn die een stabiel en voorspelbaar kader op het niveau van de Unie bieden om crisissituaties te beheersen. Deze protocollen omvatten een versterkte solidariteitscomponent die ervoor zorgt dat aan alle behoeften van de betrokken lidstaat wordt voldaan. Ook bieden zij de mogelijkheid af te wijken van de normale termijnen in verband met specifieke situaties.
- Eerlijke en strikte interne regels voor asiel en terugkeer: de nieuwe regels zullen leiden tot doeltreffendere asielprocedures met kortere termijnen en strengere regels voor ongegronde of volgende verzoeken. Deze regels gaan gepaard met belangrijke waarborgen voor de rechten van personen, waaronder gratis juridisch advies gedurende alle procedures, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen. De nieuwe regels omvatten ook EU-brede normen voor opvangvoorzieningen en harmoniseren de erkenning en de rechten van personen die internationale bescherming genieten.
- Een evenwicht vinden tussen solidariteit en verantwoordelijkheid: voor het eerst zal de Unie over een permanent en verplicht solidariteitsmechanisme beschikken. Geen enkele lidstaat zal onder druk of alleen komen te staan. Tegelijkertijd zullen alle lidstaten op flexibele wijze bijdragen aan het solidariteitsmechanisme en zelf kunnen kiezen op welke manier zij solidariteit willen tonen. Het systeem zal ook doeltreffende regels omvatten voor het traceren en voorkomen van secundaire bewegingen.
Vóór het pact | Met het pact |
---|---|
Veilige buitengrenzen | |
Geen geharmoniseerde registratie-, screening- of grensprocedures in de lidstaten. | Nieuwe verplichte registratie en controle van identiteit, veiligheid, gezondheid en kwetsbaarheid. |
Verplichte grensprocedures voor personen die waarschijnlijk geen internationale bescherming nodig hebben, die een veiligheidsrisico vormen of die de autoriteiten misleiden. | |
Geen specifieke middelen voor screening aan de buitengrenzen en de uitvoering van grensprocedures. | Uniforme gezondheids-, identiteits- en veiligheidscontroles van migranten die illegaal de buitengrenzen van de EU overschrijden. De screening moet binnen een kort tijdsbestek worden afgerond: zeven dagen voor de screening aan de buitengrenzen en drie dagen voor de screening van personen die op het grondgebied zijn aangehouden. Snelle verwijzing naar de juiste procedures (grensprocedure, reguliere asiel- of terugkeerprocedures).
|
Geen verplichting om over onafhankelijke toezichtmechanismen te beschikken die waarborgen dat de grondrechten worden geëerbiedigd | Verplichting om te zorgen voor onafhankelijk toezicht op de eerbiediging van de grondrechten tijdens screening- en grensprocedures. |
Snelle en efficiënte procedures | |
Uiteenlopende procedurele regelingen in de lidstaten. | Gemeenschappelijke, eerlijke en efficiënte procedures voor het nemen van beslissingen over het verlenen van internationale bescherming, waarbij drijfveren voor niet-toegestane verplaatsingen in de hele EU worden weggenomen. |
Flexibele en uiteenlopende regels voor onrechtmatige verzoeken in de lidstaten, wat leidt tot secundaire bewegingen. | Strengere gemeenschappelijke regels voor onrechtmatige of volgende verzoeken en verbeterde mogelijkheden voor het volgen van verplaatsingen via de Eurodac-databank. |
Geen kosteloze rechtsbijstand in eerste aanleg. | Gratis juridisch advies in alle stadia van de asielprocedure, met bijzondere aandacht voor kwetsbare groepen. Begeleiding bij de administratieve fase van de procedure, met inbegrip van informatie over de rechten en plichten en bijstand bij het indienen van asielaanvragen. Kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging tijdens een beroepsprocedure. |
Uiteenlopende opvangnormen en geen verplichte noodplannen die ervoor zorgen dat er altijd voldoende opvangcapaciteit is. | EU-brede normen voor opvangvoorzieningen en de verplichting om noodplannen op te stellen. |
Een lappendeken van verschillende praktijken in de lidstaten, wat aanzet tot “asielshoppen”. | Dankzij geharmoniseerde beschermingscriteria hebben verzoekers overal in de EU onder dezelfde omstandigheden dezelfde kans op asiel. |
Doeltreffend systeem van solidariteit en verantwoordelijkheid | |
Ad hoc- en vrijwillige solidariteit. | Een permanent solidariteitskader met duidelijke stappen om ervoor te zorgen dat de lidstaten op solidariteit kunnen rekenen en waarbij lidstaten zelf kunnen kiezen wat voor soort solidariteitsbijdrage zij leveren. |
Onduidelijke verplichtingen voor verzoekers en ondoeltreffende regels om secundaire bewegingen tegen te gaan. | Duidelijke verplichting voor verzoekers om een verzoek in te dienen in de lidstaat van eerste binnenkomst. |
Crisisprotocollen en maatregelen tegen instrumentalisering | |
Geen specifiek rechtskader om ervoor te zorgen dat de lidstaten crisissituaties, waaronder situaties van instrumentalisering, of overmachtsituaties op het gebied van asiel en migratie kunnen aanpakken. | De crisisverordening voorziet in snelle protocollen voor crisissituaties en situaties waarin migranten worden geïnstrumentaliseerd. Deze protocollen moeten worden aangevuld met operationele bijstand en financiering in noodsituaties. |
De wetsvoorstellen treden twintig dagen na de bekendmaking van de rechtshandelingen in het Publicatieblad officieel in werking. De lidstaten hebben na de inwerkingtreding van deze instrumenten twee jaar de tijd om het pact volledig uit te voeren.
De voorbereidende werkzaamheden, gecoördineerd door de Commissie, zijn echter al begonnen. Als onderdeel van de hervorming worden er een gemeenschappelijk uitvoeringsplan en nationale uitvoeringsplannen voorbereid om ervoor te zorgen dat alle lidstaten op het juiste tempo vooruitgang boeken en klaar zijn om het pact vanaf de eerste dag uit te voeren. In het plan, dat in juni door de Commissie moet worden gepresenteerd, zullen de lacunes in kaart worden gebracht en de operationele stappen worden vastgesteld die nodig zijn om ervoor te zorgen dat alle lidstaten beschikken over voldoende juridische en operationele capaciteit om de nieuwe wetgeving vanaf 2026 met succes toe te passen. De EU-steun zal technische, operationele en financiële steun van de Commissie en EU-agentschappen omvatten.
Het pact bevat duidelijke en gemeenschappelijke regels om te zorgen billijk en daadkrachtig migratiebeheer. Het biedt een solide rechtskader om ervoor te zorgen dat elke lidstaat zijn eigen specifieke uitdagingen flexibel kan aanpakken en er tegelijkertijd geen enkele lidstaat onder druk wordt gezet of alleen voor komt te staan.
Dit neemt niet weg dat specifieke bestaande of toekomstige uitdagingen verder moeten worden aangepakt. De Commissie zal zich blijven inzetten op het operationele vlak en de lidstaten met gerichte acties blijven ondersteunen bij het beheer van migratie, samen met de EU-agentschappen.
Er is een volledige-routeaanpak ontwikkeld, waarbij wordt samengewerkt met landen van herkomst en doorreis. De Commissie heeft vier EU-actieplannen ontwikkeld, gericht op de routes door de Westelijke Balkan, het centrale Middellandse Zeegebied, het westelijke Middellandse Zeegebied en de Atlantische Oceaan en de oostelijke Middellandse Zee. De EU verleent nu meer steun aan de lidstaten door alle beleids- en operationele maatregelen te benutten waarover zij beschikt. Daarnaast zal de Commissie de samenwerking met partnerlanden versterken door middel van een nieuwe aanpak, waarbij migratiebeheer onderdeel wordt van internationale partnerschappen om irregulier vertrek te voorkomen, migrantensmokkel te bestrijden, de samenwerking op het gebied van overname te versterken en legale trajecten te bevorderen.
In de screeningverordening staan uniforme regels voor de EU om ervoor te zorgen dat personen die op illegale wijze het grondgebied binnenkomen, een identiteits-, veiligheids-, gezondheids- en kwetsbaarheidscontrole ondergaan en in de passende procedure komen (grensprocedure, normale asielprocedure of terugkeerprocedure). De screening is ook van toepassing op personen binnen het Schengengebied die controles aan de buitengrenzen zouden hebben ontweken.
De autoriteiten van de lidstaten zullen verplichte voorafgaande gezondheids- en kwetsbaarheidscontroles en identiteits- en veiligheidscontroles moeten verrichten voor alle onderdanen van derde landen die illegaal de EU-grenzen overschrijden als zij aan de buitengrenzen of op het grondgebied worden aangehouden. Dit moet binnen een beperkt tijdsbestek gebeuren: de screening aan de buitengrenzen moet binnen zeven dagen plaatsvinden en de screening op het grondgebied binnen drie dagen. Deze screening zal de veiligheid in het Schengengebied versterken, aangezien dit proces ervoor zal zorgen dat irreguliere migranten die met goed gevolg zijn gescreend, geen bedreiging vormen voor de binnenlandse veiligheid. De screenings zullen ook bijdragen aan de bescherming van de volksgezondheid en ervoor zorgen dat migranten een behandeling kunnen krijgen als er sprake is van dringende of essentiële behoeften.
De voorbereidende werkzaamheden voor de uitvoering gaan nu al van start: de lidstaten zetten de nodige infrastructuur op, schaffen de nodige uitrusting aan en passen hun bestaande regels aan. Deze verordening is van toepassing op alle Schengenstaten, dat wil zeggen alle EU-lidstaten behalve Ierland, en de vier geassocieerde Schengenlanden, namelijk Noorwegen, Liechtenstein, Zwitserland en IJsland.
Met de nieuwe screeningverordening kan snel worden vastgesteld wat de toepasselijke procedure is voor iemand die het grondgebied van de EU binnenkomt zonder aan de toegangsvoorwaarden te voldoen. Een snellere vaststelling van de passende procedure zal helpen bij het beheren van de verzoeken van personen die bescherming nodig hebben en van kwetsbare personen die speciale bijstand behoeven, met name indien een groot aantal personen tegelijk aankomt. Het doel van de gezondheidscontroles is het vooraf beoordelen van de gezondheid van de betrokken persoon om de volksgezondheid te beschermen en deze persoon een passende behandeling te geven als er sprake is van dringende of essentiële behoeften.
Bij de screeningverordening wordt ook een voorafgaande kwetsbaarheidscontrole ingevoerd die door vakkundig personeel moet worden verricht. Aan de hand van deze controles kan worden vastgesteld of een persoon staatloos is, slachtoffer is van foltering of andere onmenselijke of vernederende behandeling, of speciale behoeften heeft. Hierdoor kunnen kwetsbare personen passende bescherming krijgen tijdens de asiel- of terugkeerprocedures die volgen. De nieuwe regels omvatten ook specifieke garanties om minderjarigen te beschermen.
Alle lidstaten zullen moeten zorgen voor een nieuw onafhankelijk toezichtmechanisme, dat de transparantie en de verantwoordingsplicht tijdens de screening en de grensprocedure zal vergroten en tegelijkertijd de eerbiediging van de grondrechten zal bevorderen.
Het nieuwe onafhankelijke toezichtmechanisme is een essentieel element om de eerbiediging van de grondrechten bij de screening en procedures aan de grens te bevorderen. De lidstaten zijn verplicht onafhankelijke nationale toezichthoudende instanties op te richten en te financieren. Deze instanties moeten toezien op de naleving van het Unierecht en het internationaal recht tijdens de screening en ervoor zorgen dat onderbouwde beschuldigingen van niet-naleving van de grondrechten bij alle relevante activiteiten in verband met de screening doeltreffend worden opgevolgd, om zo nodig onderzoek naar dergelijke beschuldigingen in te stellen.
De lidstaten zullen passende waarborgen moeten hebben om te garanderen dat het mechanisme onafhankelijk is. Nationale ombudspersonen en nationale mensenrechteninstellingen, met inbegrip van nationale preventiemechanismen, zullen een rol spelen bij het mechanisme en kunnen als onafhankelijke toezichthouders worden aangewezen.
Bij het onafhankelijk toezichtmechanisme kunnen tevens relevante internationale en niet-gouvernementele organisaties en overheidsinstanties betrokken worden die onafhankelijk zijn van de autoriteiten die de screening uitvoeren. Uit de onafhankelijke toezichtmechanismen kunnen jaarlijks aanbevelingen aan de lidstaten voortvloeien ter verbetering van de eerbiediging van de grondrechten.
Dankzij de nieuwe Eurodac-verordening zal de EU-databank voor identificatie meer informatie bevatten. Daardoor krijgen de autoriteiten meer armslag om irreguliere migratie aan te pakken, secundaire bewegingen te volgen en de terugkeer van irreguliere migranten te bevorderen.
De lidstaten zullen de volgende categorieën personen in Eurodac moeten registreren: asielzoekers; personen die illegaal de buitengrens van de EU hebben overschreden; personen die na een opsporings- en reddingsoperatie zijn ontscheept en personen die illegaal op het grondgebied van een lidstaat blijken te verblijven; personen die zijn geregistreerd voor een toelatingsprocedure in het kader van de hervestigingsverordening; personen die in het kader van een nationale regeling zijn hervestigd; en personen die tijdelijke bescherming genieten. Dit zal de identificatie van personen vergemakkelijken en de autoriteiten meer informatie geven, waardoor asielprocedures sneller kunnen verlopen en secundaire bewegingen beter kunnen worden opgespoord.
De vingerafdrukken van personen die illegaal zijn binnengekomen, zullen vijf jaar in het systeem worden bewaard, in plaats van de huidige 18 maanden, waardoor informatie over personen gedurende een langere periode kan worden opgevraagd. Hierdoor kunnen de asielregels over de hele linie doeltreffender worden toegepast. In de praktijk zal dit misbruik en “asielshopping” terugdringen, aangezien mensen niet meer kunnen kiezen in welke lidstaat zij bescherming willen ontvangen, omdat hun identiteit steeds kan worden achterhaald. De opslagperiode voor gegevens van asielzoekers blijft tien jaar.
De opslagperiode bedraagt vijf jaar voor personen die: zijn aangehouden terwijl zij illegaal op het grondgebied van een lidstaat verbleven; zijn ontscheept na opsporings- en reddingsoperaties; zijn hervestigd overeenkomstig het Uniekader en nationale regelingen. Voor personen aan wie hervestiging is geweigerd en voor personen van wie de toelatingsprocedure voor hervestiging is beëindigd, bedraagt de bewaartermijn drie jaar. De gegevens van toekomstige begunstigden van tijdelijke bescherming worden bewaard voor de duur van de bescherming (één jaar, nadien verlengbaar).
Door de biometrische gegevens van minderjarigen te registreren, kunnen de autoriteiten deze kinderen identificeren, maar ook vermiste kinderen opsporen die mogelijk het slachtoffer zijn geworden van mensenhandel en seksuele uitbuiting.
De nieuwe verordening voorziet in aanvullende waarborgen voor minderjarigen die in Eurodac zullen worden geregistreerd (d.w.z. minderjarigen vanaf de leeftijd van 6 jaar), zodat kinderen die van hun familie kunnen worden gescheiden, kunnen worden beschermd.
Een niet-begeleide minderjarige moet een begeleider toegewezen krijgen of, indien er geen begeleider is aangewezen, een persoon die is opgeleid om de belangen van de minderjarige en het algemeen welzijn te beschermen bij het opnemen van de biometrische gegevens. Indien de minderjarige wordt begeleid door een meerderjarig familielid, moet dit familielid de minderjarige vergezellen bij het verzamelen van de biometrische gegevens. Ook moet de medewerker die verantwoordelijk is voor het verzamelen van de biometrische gegevens van een minderjarige, worden opgeleid om met gepaste zorg te werk te gaan en ervoor te zorgen dat het proces kindvriendelijk is.
Na de screening moet het verzoek van een persoon die asiel aanvraagt volgens de grensprocedure worden behandeld. De grensprocedure is een soort versnelde asielprocedure.
De grensprocedure zal van toepassing zijn op een beperkt aantal gevallen die strikt zijn afgebakend in de wetgeving, waarin de verzoeker onderdaan is van een land met lage erkenningspercentages voor internationale bescherming; of de autoriteiten misleidt; of een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. Voor anderen is de reguliere asielprocedure van toepassing.
De grensprocedure heeft een beperkte duur. De procedure mag slechts twaalf weken (drie maanden) duren. Deze termijn kan tot 16 weken worden verlengd, indien de verzoeker in een andere lidstaat wordt herplaatst. Dit biedt voldoende tijd om gevallen die in principe niet ingewikkeld zouden moeten zijn, goed te kunnen beoordelen, zodat de terugkeer van degenen die geen wettelijk verblijfsrecht hebben, sneller en waardiger verloopt. De grensprocedure mag echter niet of niet meer worden toegepast wanneer de autoriteit tijdens de behandeling van het verzoek constateert dat de zaak te complex is of het verzoek waarschijnlijk gegrond is.
Als er binnen deze 12-16 weken geen besluit is genomen, worden verzoekers doorverwezen naar de normale asielprocedure en krijgen zij toegang tot het grondgebied van de lidstaat.
Indien een verzoek in de asielgrensprocedure wordt afgewezen, gaat de onderdaan van een derde land de terugkeergrensprocedure in. Deze procedure mag maximaal twaalf weken in beslag nemen, zodat personen die geen recht hebben om in de EU te verblijven, snel terugkeren.
Tijdens de grensprocedure zijn alle nodige waarborgen en garanties van toepassing.
Er moet worden gezorgd voor adequate opvangcapaciteit: de hervorming zorgt ervoor dat er geen overbezetting zal zijn. Met de hervorming wordt het begrip ”toereikende capaciteit” geïntroduceerd. Dit moet de grensprocedure beheersbaar maken door ervoor te zorgen dat de autoriteiten de druk kunnen voorspellen. Elke lidstaat moet over voldoende capaciteit beschikken om tijdens de duur van de procedures een bepaald aantal asielzoekers adequate opvangvoorzieningen te kunnen bieden. Wanneer de toereikende capaciteit van een bepaalde lidstaat is bereikt, is de betrokken lidstaat niet langer verplicht om mensen naar de grensprocedure te verwijzen, in plaats daarvan kan de lidstaat voor verzoekers de versnelde procedure op het grondgebied in werking stellen.
Het begrip “toereikende capaciteit” vereist dat de lidstaten straks voldoende opvangcapaciteit en personele middelen paraat hebben, met inbegrip van gekwalificeerd en goed opgeleid personeel, om te allen tijde een bepaald aantal verzoeken te kunnen behandelen en terugkeerbesluiten te kunnen uitvoeren.
Hoewel de grensprocedure in de regel aan de grens of in transitzones moet worden uitgevoerd, zullen de lidstaten de optie hebben om de grensprocedure uit te voeren op locaties op het grondgebied.
De grondrechten moeten altijd worden geëerbiedigd. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is van toepassing wanneer de lidstaten het EU-recht uitvoeren. Het EUAA en de Commissie zullen bijzondere aandacht besteden aan de voorzieningen bij de grensprocedure. Indien nodig kan de Commissie het EUAA verzoeken specifieke toezichtactiviteiten uit te voeren in het kader van het nieuwe toezichtmechanisme van het Agentschap. Indien de opvangvoorzieningen voor minderjarigen en hun familieleden niet toereikend zijn, moet de grensprocedure voor families met minderjarigen worden opgeschort op basis van een aanbeveling van de Commissie.
Het kan zijn dat verzoekers tijdens de grensprocedures worden vastgehouden, maar er is geen bepaling op grond waarvan de lidstaten personen die om internationale bescherming verzoeken, automatisch kunnen vasthouden. Bewaring kan alleen in overeenstemming met alle waarborgen waarin de richtlijn opvangvoorzieningen voorziet – d.w.z. alleen wanneer dit noodzakelijk en evenredig blijkt op basis van een individuele beoordeling, als maatregel die pas in laatste instantie wordt genomen wanneer minder dwingende maatregelen niet mogelijk zijn, en alleen nadat dit besluit rechterlijk is getoetst.
In dit verband moeten voor de hervorming richtsnoeren worden ontwikkeld voor alternatieven voor bewaring en moet de Commissie toezicht houden op het mogelijke gebruik van bewaring in de grensprocedure, waarbij tegelijkertijd moet worden voorkomen dat de verzoeker onderduikt.
De nieuwe wetgeving bepaalt dat negatieve asielbeslissingen samen met een terugkeerbesluit moeten worden uitgevaardigd en dat een beroep binnen dezelfde termijn moet worden behandeld. Zodra personen worden afgewezen in de asielgrensprocedure, wordt er dus ook een terugkeerbesluit tegen hen uitgevaardigd en worden zij rechtstreeks verwezen naar de terugkeergrensprocedure. Hierdoor zullen de asiel- terugkeerprocedures naadloos op elkaar aansluiten. De autoriteiten die bij het proces betrokken zijn, zullen hun activiteiten zorgvuldig op elkaar afstemmen, om te voorkomen dat de persoon onderduikt of een ander grondgebied binnenkomt.
In de grensprocedure zullen praktische regelingen moeten worden opgenomen om ervoor te zorgen dat de terugkeer snel verloopt. Er moeten bijvoorbeeld structuren voor efficiënte begeleiding bij terugkeer worden opgezet, maatregelen worden vastgesteld om de bewegingsvrijheid zo nodig te beperken (alternatieven voor bewaring) en praktische regelingen worden opgesteld om ervoor te zorgen dat het betrokken derde land van terugkeer reisdocumenten verstrekt.
Op operationeel niveau zal Frontex steun verlenen in alle fasen van het terugkeerproces (voor de terugkeer, tijdens terugkeeroperaties en na terugkeer, met inbegrip van ondersteuning bij re-integratie). Bovendien werkt de EU-terugkeercoördinator binnen het netwerk op hoog niveau voor terugkeer aan een routekaart voor gerichte acties voor efficiëntere terugkeer, met bijzondere aandacht voor de belangrijkste zeven landen: Irak, Bangladesh, Pakistan, Tunesië, Nigeria, Senegal en Gambia. Deze routekaart zal bijdragen tot de doeltreffende werking van de grensprocedure.
Ook goed voorbereide stelsels moeten opgewassen zijn tegen uitzonderlijke situaties, zoals crises of overmacht. De crisis- en overmachtverordening biedt een stabiel en voorspelbaar kader op het niveau van de Unie voor het beheer van crisis- of overmachtsituaties, met een versterkte solidariteitscomponent die ervoor zorgt dat aan alle behoeften van de betrokken lidstaten wordt voldaan, en met procedurele afwijkingen voor de lidstaten.
Dankzij afwijkingen waarvan de lidstaten gebruik kunnen maken als zich de specifieke situatie van instrumentalisering voordoet, kunnen er robuuste en gerichte maatregelen worden genomen om onze buitengrenzen te beschermen en tegelijkertijd te waarborgen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de toegang tot asiel en de eerbiediging van de grondrechten.
In de verordening wordt een crisissituatie gedefinieerd als een uitzonderlijke situatie van massale aankomsten van onderdanen van derde landen of staatlozen in een lidstaat over land, door de lucht of over zee, met inbegrip van personen die ontscheept werden na opsporings- en reddingsoperaties. Het belangrijkste criterium is dat de situatie het asielstelsel, opvangstelsel, met inbegrip van kinderbeschermingsdiensten, of terugkeerstelsel van de lidstaat doet vastlopen, met mogelijk ernstige gevolgen voor de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel als geheel.
Een situatie van instrumentalisering wordt gedefinieerd als een situatie waarin een derde land of vijandige niet-statelijke actor het verkeer van onderdanen van derde landen en staatlozen naar de buitengrenzen of naar een lidstaat aanmoedigt of vergemakkelijkt, met als doel de Unie of een lidstaat te destabiliseren en waarbij dergelijke acties de essentiële functies van een lidstaat, waaronder de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de nationale veiligheid, in gevaar kunnen brengen.
Onder overmacht worden verstaan abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die buiten de macht van een lidstaat vallen en waarvan de gevolgen niet konden worden vermeden, zoals natuurrampen en pandemieën. Dit omvat ook onvoorziene situaties waardoor een lidstaat niet kan voldoen aan de verplichtingen van de verordening asiel- en migratiebeheer en de verordening asielprocedures.
Lidstaten die met een situatie van crisis, instrumentalisering of overmacht te maken hebben, kunnen afwijken van bepaalde regels van het EE-asielrecht inzake verantwoordelijkheid. Enkele voorbeelden zijn:
- een verlenging van de termijn voor de registratie van verzoeken om internationale bescherming van zeven dagen tot vier weken,
- een langere duur van de grensprocedure, nl. 18 weken in plaats van 12 weken,
- een verlenging van de termijnen voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat (alleen in geval van crisissituaties met massale aankomsten en overmachtsituaties),
- afwijkingen van de toepassing van de grensprocedure en een ruimere toepassing van de grensprocedure, afhankelijk van de situatie.
Wanneer de massale aankomsten van een dusdanig buitengewone omvang en intensiteit zijn dat zij kunnen leiden tot ernstige tekortkomingen in de behandeling van verzoekers en het gemeenschappelijk Europees asielstelsel daardoor ernstig dreigt vast te lopen, kan de getroffen lidstaat volgens de verordening worden ontheven van zijn verplichting om verzoekers terug te nemen.
De crisisverordening omvat een robuust mechanisme om ervoor te zorgen dat de grondrechten worden geëerbiedigd.
De verordening moet worden uitgevoerd met volledige inachtneming van het Handvest van de grondrechten, zodat de grondrechten van onderdanen van derde landen en staatlozen worden gewaarborgd. Dit houdt onder meer in dat het recht op asiel wordt geëerbiedigd en dat de nodige waarborgen worden geboden, die eveneens zijn vastgelegd in de asielwetgeving.
Het crisismechanisme mag uitsluitend geactiveerd worden in uitzonderlijke omstandigheden en niet langer worden toegepast dan strikt noodzakelijk is om de situatie van crisis, instrumentalisering of overmacht aan te pakken. Omdat het van groot belang is hierop toe te zien, blijven de Commissie en de Raad de situatie voortdurend volgen, met inachtneming van de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid. Indien de Commissie dat nodig acht, kan zij het EUAA ook verzoeken toezicht te houden op het asiel- en opvangstelsel van de betrokken lidstaat.
De lidstaten moeten de grondrechten te allen tijde eerbiedigen. Als er wordt afgeweken van de termijn voor de registratie van verzoeken om internationale bescherming (in situaties van crisis, met inbegrip van instrumentalisering, of overmacht), moet voorrang worden gegeven aan verzoeken van minderjarigen en familieleden en van personen met bijzondere procedurele behoeften of bijzondere opvangbehoeften. Verzoeken die waarschijnlijk gegrond zijn, kunnen voorrang krijgen.
Op grond van de crisisverordening mag een lidstaat het toepassingsgebied van de grensprocedure uitbreiden tot personen met een nationaliteit waarvoor het EU-erkenningspercentage 50 % of minder bedraagt, of de drempel voor de verplichte grensprocedure verlagen tot 5 % (in plaats van deze toe te passen op alle verzoekers met een nationaliteit waarvoor het erkenningspercentage minder dan 20 % bedraagt).
In een situatie van instrumentalisering mag een lidstaat het toepassingsgebied van de grensprocedure uitbreiden tot alle verzoekers. In dergelijke situaties zal echter nog steeds zorgvuldig moeten worden gekeken naar minderjarigen jonger dan 12 jaar en hun familieleden. De lidstaat in kwestie moet daarom*:
- minderjarigen jonger dan 12 jaar en hun familieleden en personen met bijzondere procedurele behoeften of bijzondere opvangbehoeften uitsluiten van de grensprocedure, of
- de grensprocedure niet langer toepassen wanneer na een individuele beoordeling wordt vastgesteld dat verzoeken van minderjarigen jonger dan 12 jaar, hun familieleden en personen met bijzondere procedurele behoeften of bijzondere opvangbehoeften waarschijnlijk gegrond zijn.
Deze personen mogen alleen in laatste instantie, zo kort mogelijk, en nooit in gevangenissen of andere faciliteiten voor wetshandhavingsdoeleinden worden vastgehouden. Alles moet in het werk worden gesteld om ervoor te zorgen dat er passende alternatieven worden gevonden voor minderjarigen en hun familieleden. Minderjarigen mogen ook niet worden gescheiden van hun ouders of verzorgers.
In de asielprocedureverordening zijn duidelijke en strikte regels vastgesteld over de verplichtingen van verzoekers tijdens de asielprocedure: regels over de informatie die zij moeten verstrekken voor de registratie van een verzoek (met inbegrip van biometrische gegevens voor de registratie in Eurodac), de verplichting om hun aanvraag binnen 21 dagen na registratie in te dienen, de verplichting om mee te werken aan interviews, de verplichting om in de lidstaat te blijven waar zij zich volgens de verordening asiel- en migratiebeheer horen te bevinden, de verplichting om in alle fasen van de procedure medewerking te verlenen aan de autoriteiten.
Het niet naleven van deze verplichtingen heeft ernstige gevolgen, met name dat de autoriteiten in sommige gevallen het verzoek kunnen aanmerken als impliciet ingetrokken.
Er is een bredere definitie van wat als een volgend verzoek moet worden beschouwd: volgens de asielprocedureverordening moet een verzoek dat in welke lidstaat dan ook wordt ingediend (en niet alleen in dezelfde lidstaat, zoals nu het geval is) na een definitief besluit over een vorig verzoek, worden beschouwd als een volgend verzoek. Indien een dergelijk verzoek geen nieuwe elementen bevat, moet het niet-ontvankelijk worden verklaard en worden afgewezen. Als er wel nieuwe elementen zijn, moet het verzoek volgens de versnelde procedure worden behandeld (of eventueel in het kader van de grensprocedure). Ten slotte zijn er uitzonderingen op het recht om te blijven gedurende de administratieve fase van de procedure en gedurende het beroep voor volgende verzoeken.
De hervorming brengt nieuwe waarborgen met zich mee voor asielzoekers en kwetsbare personen, met name minderjarigen en families met kinderen. Er komt gratis juridisch advies beschikbaar voor alle asielzoekers in alle asielprocedures, met inbegrip van de procedure voor het bepalen van de verantwoordelijkheid, en het recht op informatie wordt versterkt.
Daarbij gaat het met name om:
- nieuwe en versterkte informatierechten voor verzoekers in alle nieuwe wetgevingshandelingen, zodat verzoekers inzicht krijgen in hun rechten, verplichtingen en de gevolgen van niet-naleving van hun verplichtingen;
- ondersteuning van het recht op informatie door een nieuw recht op gratis juridisch advies voor alle asielzoekers in de administratieve fase van de procedure. Dit geldt voor alle procedures, met inbegrip van de grensprocedure en de procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor een asielverzoek. In de beroepsfase behouden alle verzoekers het recht om te worden bijgestaan en te worden vertegenwoordigd door een advocaat.
- het eerder in kaart brengen van kwetsbaarheden en bijzondere procedurele behoeften.
- nieuwe garanties voor minderjarigen: een verplichte multidisciplinaire aanpak (met psychologen, kinderartsen, maatschappelijk werkers enz.) voor leeftijdsbeoordeling, om het gebruik van ingrijpende medische onderzoeken tot een minimum te beperken. Die mogen alleen worden gebruikt als de eerste multidisciplinaire beoordeling geen uitsluitsel geeft. Nieuwe verplichtingen in alle onderdelen van het pact moeten ervoor zorgen dat alle niet-begeleide minderjarigen snel een vertegenwoordiger hebben die de belangen van de kinderen behartigt en hun welzijn beschermt (er moet onmiddellijk een tijdelijke vertegenwoordiger zijn, zelfs als de minderjarige geen asiel aanvraagt, en binnen 15 dagen na het doen van het verzoek moet er een permanente vertegenwoordiger zijn, met een verhouding van één vertegenwoordiger voor dertig niet-begeleide minderjarigen). Nieuwe bepalingen moeten voorkomen dat kinderen vermist raken (vingerafdrukken worden geregistreerd vanaf de leeftijd van 6 jaar). Er moet zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden na de indiening van het verzoek toegang tot onderwijs worden geboden.
- meer mogelijkheden voor verzoekers om te worden herenigd met hun familie in andere lidstaten. De familiegerelateerde verantwoordelijkheidscriteria zijn aangescherpt, familiezaken moeten voorrang krijgen en er zijn nieuwe verplichtingen met betrekking tot het opsporen van familieleden. Willen deze bepalingen doeltreffend zijn, dan moet de verzoeker alle beschikbare informatie verstrekken in de lidstaat van eerste binnenkomst.
- betere waarborgen met betrekking tot de eerbiediging van de grondrechten, aangezien de lidstaten verplicht zijn een onafhankelijk mechanisme op te zetten voor toezicht op de grondrechten tijdens de eerste screening en de asielgrensprocedure.
Het pact zorgt voor een verdere verdieping van de integratie van verzoekers om internationale bescherming en hun families, met inbegrip van de toegang tot de arbeidsmarkt. Zo wordt het recht van kinderen op onderwijs versterkt, waarbij de nadruk ligt op continuïteit, kwaliteit en integratie en snellere toegang tot onderwijs. Er moet in dit verband zo snel mogelijk en uiterlijk binnen twee maanden na de indiening van de aanvraag toegang tot onderwijs worden geboden.
- De toegang tot gezondheidszorg voor minderjarigen wordt verbeterd en een combinatie van maatregelen zal ervoor zorgen dat niet-begeleide minderjarigen de nodige bijstand krijgen. Personen die om internationale bescherming verzoeken, zullen het recht hebben om te werken in de lidstaat waar zij hun aanvraag hebben gedaan (vanaf zes maanden na de registratie van het asielverzoek, tegenover negen maanden onder de huidige regeling).
De richtlijn opvangvoorzieningen heeft tot doel in alle lidstaten dezelfde normen voor de levensomstandigheden vast te stellen. Deze richtlijn harmoniseert de bestaande regels en praktijken van de lidstaten, die bij de opvang rekening moeten gaan houden met de indicatoren en richtsnoeren van het EUAA.
De lidstaten hebben de verantwoordelijkheid om te zorgen voor voldoende opvangcapaciteit en een toereikende levensstandaard die de lichamelijke en geestelijke gezondheid beschermt en in lijn is met het Handvest van de grondrechten.
De waarborgen met betrekking tot bewaring worden versterkt. Zo mogen verzoekers niet worden vastgehouden indien dit hun lichamelijke en geestelijke gezondheid ernstig in gevaar brengt.
Volgens de definitie in de erkenningsverordening is een vluchteling een onderdaan van een derde land die zich wegens een gegronde vrees voor vervolging om redenen van ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep, buiten het land bevindt waarvan hij of zij de nationaliteit bezit en de bescherming van dat land niet kan of, wegens deze vrees, niet wil inroepen. De definitie is ook van toepassing op een staatloze die zich om dezelfde reden buiten het land bevindt waar hij of zij vroeger gewoonlijk verbleef en daarheen niet kan, dan wel wegens genoemde vrees niet wil terugkeren.
Personen die voor de subsidiaire beschermingsstatus in aanmerking komen, zijn onderdanen van een derde land of staatlozen die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komen, doch ten aanzien van wie er zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat, wanneer zij naar hun land van herkomst, of in het geval van staatlozen, naar het land waar zij vroeger gewoonlijk verbleven, terugkeren, een reëel risico zouden lopen op ernstige schade en die zich niet onder de bescherming van dat land kunnen of, wegens dat risico, willen stellen.
De belangrijkste toegevoegde waarde van de erkenningsverordening ten opzichte van de huidige richtlijn is als volgt:
- Het zal de asielpraktijken en -beslissingen van de lidstaten beter op elkaar afstemmen door de lidstaten te verplichten:
- te beoordelen of er sprake is van een binnenlands beschermingsalternatief (veilig deel in het land van herkomst), en in dat geval de vluchtelingenstatus niet toe te kennen;
- de internationale bescherming in te trekken wanneer* de persoon in kwestie strafbare feiten heeft begaan of anderszins een bedreiging voor de veiligheid vormt;
- in dit verband rekening te houden met actuele richtsnoeren van het EUAA voor het betrokken land. Bovendien moet tijdens het gehele besluitvormingsproces rekening worden gehouden met het informatiemateriaal en de richtsnoeren van het EUAA.
- De nieuwe verordening heeft ook tot doel de rechten en plichten van begunstigden te verduidelijken.
- Er moet nu geharmoniseerde informatie aan de begunstigde worden verstrekt en er is een duidelijke verplichting voor de lidstaten om binnen negentig dagen een verblijfsvergunning in een geharmoniseerde vorm af te geven.
- Ten behoeve van de integratie kan de daadwerkelijke deelname van de persoon die internationale bescherming geniet aan integratiemaatregelen een voorwaarde zijn voor toegang tot bepaalde sociale bijstand die in het nationale recht wordt gespecificeerd.
- Net als in andere delen van het pact worden de rechten van niet-begeleide minderjarigen versterkt wat betreft kindvriendelijke informatieverstrekking en de informatieverstrekking over vereisten aan de voogden.
- Wat het bestaan van parallelle nationale statussen betreft, zijn de medewetgevers overeengekomen dat de verordening niet van toepassing is op nationale humanitaire statussen die door de lidstaten worden toegekend aan onderdanen van derde landen en staatlozen die niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
- Tot slot is de verordening bedoeld om irreguliere secundaire bewegingen van begunstigden te ontmoedigen door de vereiste periode van legaal verblijf opnieuw vanaf nul te berekenen in geval van irreguliere verplaatsingen of overschrijding van de verblijfsduur.
Indien de staat zich niet schuldig maakt aan vervolging, moeten de lidstaten op grond van de erkenningsverordening (artikel 8) beoordelen of er een alternatief voor binnenlandse bescherming bestaat voor een persoon die anders voor internationale bescherming in aanmerking zou komen. Dit betekent dat moet worden nagegaan of er een deel van het land van herkomst is waar de verzoeker zich redelijkerwijs zou kunnen vestigen. Bij een dergelijke beoordeling moeten strikte voorwaarden in acht worden genomen en moet rekening worden gehouden met de algemene omstandigheden in het desbetreffende deel van het land, met name via actuele richtsnoeren van het EUAA, de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker en de vraag of deze in de eigen basisbehoeften zou kunnen voorzien. Sommige lidstaten verrichten een dergelijke beoordeling al – een mogelijkheid die de erkenningsrichtlijn biedt.
Hoe wordt er gezorgd voor snelle en efficiënte procedures?
Snelle en efficiënte procedures zullen worden gegarandeerd door concrete tijdschema's die in de wetgeving zijn vastgesteld. Deze moeten door de lidstaten worden gevolgd bij de behandeling van aanvragen. De grensprocedure heeft bijvoorbeeld een beperkte duur. De procedure mag slechts twaalf weken (drie maanden) duren. Deze termijn kan tot 16 weken worden verlengd, indien de verzoeker in een andere lidstaat wordt herplaatst. Dit biedt voldoende tijd om gevallen die in principe niet ingewikkeld zouden moeten zijn, goed te kunnen beoordelen, zodat de terugkeer van degenen die geen wettelijk verblijfsrecht hebben, sneller en waardiger verloopt.
- Tijdschema's
In de asielprocedureverordening wordt de toegang tot de procedure verhelderd en gestroomlijnd door de vaststelling van duidelijke termijnen voor elke stap. Dergelijke stappen zijn onder meer de kennisgeving door de verzoeker dat deze internationale bescherming wil ontvangen (doen van het verzoek), de registratie van het verzoek door de autoriteiten (registratie van het verzoek) en de indiening van het verzoek door de verzoeker (indienen van het verzoek). De verordening verduidelijkt dus wat elk van de drie stappen inhoudt, welke verplichtingen de verzoeker en de autoriteiten hebben en wat de termijnen voor elk van de stappen zijn.
Zo voorziet de richtlijn asielprocedures momenteel niet in een termijn voor het indienen van het verzoek. In plaats daarvan moet de indiening zo snel mogelijk gebeuren. Het ontbreken van een specifieke termijn heeft geleid tot veel vertragingen, aangezien de behandeling van een asielverzoek niet kan beginnen als het verzoek niet is ingediend. In de asielprocedureverordening wordt een indieningstermijn vastgesteld van 21 dagen vanaf de registratie voor de normale procedure.
Bovendien moet de normale procedure momenteel zes maanden duren. De richtlijn asielprocedures staat de lidstaten onder bepaalde omstandigheden toe de duur van de normale onderzoeksprocedure met nog eens negen maanden te verlengen. Wanneer de asielprocedureverordening eenmaal van kracht is, zal nog maar een verlenging van zes maanden mogelijk zijn. De normale procedure zal dus 6 + 6 maanden duren in plaats van 6 + 9 maanden.
- Versnelde procedure en niet-ontvankelijkheidsprocedure
Op dit moment is de versnelde procedure optioneel. Naast de grensprocedure zal de verordening asielprocedures ook de versnelde procedure in de hele Unie verplicht stellen. Bovendien is in de asielprocedureverordening duidelijk bepaald dat de versnelde procedure binnen een termijn van drie maanden moet worden afgerond, terwijl er in de richtlijn asielprocedures geen termijn is vastgelegd. De richtlijn asielprocedures bevat evenmin termijnen voor onontvankelijkheidscontroles, maar de asielprocedureverordening biedt daarentegen duidelijke deadlines (variërend van tien dagen tot twee maanden, afhankelijk van het geval).
- Behandeling van onrechtmatige of volgende verzoeken
Op dit moment zien we veel gevallen waarin personen misbruik maken van het systeem. Zij dienen verzoeken bijvoorbeeld op het laatste moment in om de uitvoering van een terugkeerbesluit uit te stellen, of dienen meerdere keren een verzoek in (volgende verzoeken) zonder dat er nieuwe elementen zijn ter onderbouwing van de aanvraag. Deze onrechtmatige en volgende verzoeken zullen gewoonlijk worden behandeld in versnelde procedures, hetzij aan de grens, hetzij op het grondgebied, afhankelijk van het specifieke geval. Indien de persoon onderduikt en een verzoek indient in een andere lidstaat, moet die lidstaat bovendien alleen in de basisbehoeften van de verzoeker voorzien en het verzoek behandelen als een volgend verzoek (indien de betrokkene niet naar de eerste lidstaat kan worden teruggestuurd).
Bovendien wordt het verplicht een aanvraag als impliciet ingetrokken af te wijzen wanneer een van de in het toepasselijke artikel genoemde redenen van toepassing is (de persoon weigert bv. vingerafdrukken of andere biometrische gegevens te verstrekken). Momenteel moeten de autoriteiten bij een grond voor de veronderstelling dat de aanvraag impliciet is ingetrokken, de behandeling van de aanvraag gedurende ten minste negen maanden stoppen/opschorten alvorens een besluit te nemen. Indien de betrokken persoon gedurende deze periode om heropening van de zaak verzoekt, moeten de autoriteiten hieraan gevolg geven. Bovendien is de weigering om biometrische gegevens te laten afnemen momenteel een reden om de versnelde procedure toe te passen en niet om het verzoek als impliciet ingetrokken af te wijzen.
Tot slot zal een beroepsprocedure voor de meeste onrechtmatige verzoeken en volgende verzoeken geen automatische schorsende werking hebben. Dat betekent dat indien het verzoek is afgewezen en de betrokken persoon geen toestemming van een rechtbank heeft gekregen om te blijven, de autoriteiten het terugkeerbesluit kunnen uitvoeren.
Voor het eerst zal de Unie over een permanent en verplicht solidariteitsmechanisme beschikken. Geen enkele lidstaat zal onder druk of alleen komen te staan. Tegelijkertijd zullen alle lidstaten op flexibele wijze bijdragen aan het solidariteitsmechanisme en zelf kunnen kiezen op welke manier zij solidariteit willen tonen. Het systeem zal ook doeltreffende regels omvatten voor het traceren en voorkomen van secundaire bewegingen.
Om te bepalen aan wie de solidariteit ten goede komt, beoordeelt de Commissie welke lidstaten onder migratiedruk staan of met een aanzienlijke migratie te maken hebben.
De migratiedruk wordt voornamelijk veroorzaakt door grote aantallen aankomende migranten (of het risico daarop) of aanvragen die onevenredige verplichtingen met zich meebrengen (omdat de betrokken lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een groot aantal verzoeken) binnen een stelsel dat op zich solide is.
Bij een significante migratiesituatie wordt uitgegaan van het cumulatieve effect van de aantallen onderdanen van derde landen en staatlozen die in het lopende jaar en in eerdere jaren zijn aangekomen. In een significante migratiesituatie is de bepalende factor niet het aantal mensen dat aankomt (dat hoeft niet omvangrijk te zijn), maar het cumulatieve effect ervan, omdat ook een goed voorbereide lidstaat in de loop der tijd de grenzen van zijn capaciteit kan bereiken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor lidstaten die in de loop der tijd met secundaire bewegingen te maken krijgen.
Elk jaar stelt de Commissie uiterlijk op 15 oktober de volgende documenten vast: een jaarverslag waarin de migratiesituatie wordt beoordeeld, een uitvoeringsbesluit waarin wordt vastgesteld of een bepaalde lidstaat in het komende jaar onder migratiedruk staat dan wel het risico loopt op migratiedruk, of met een significante migratiesituatie te maken kan krijgen, en een voorstel voor een uitvoeringshandeling van de Raad met het aantal herplaatsingen en financiële solidariteitsbijdragen dat nodig is voor het komende jaar. Bij het opstellen van haar jaarverslag moet de Commissie rekening houden met een reeks kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren. Dit zijn bijvoorbeeld: het aantal personen dat na opsporings- en reddingsoperaties is ontscheept, het aantal verzoeken om internationale bescherming, het aantal personen dat aan de grensprocedure is onderworpen, het aantal personen dat tijdelijke bescherming geniet. Kwalitatieve indicatoren zijn onder andere situaties van instrumentalisering en de omvang en tendens van niet-toegestane verplaatsingen.
De beschikbare steun kan verschillende vormen aannemen:
1) lidstaten die onder migratiedruk staan, kunnen steun ontvangen in de vorm van herplaatsingen, financiële bijdragen of alternatieve solidariteitsmaatregelen (bv. in de vorm van personeel of bijstand in natura). Zij kunnen ook toestemming krijgen om hun toegezegde solidariteit volledig of gedeeltelijk te verminderen.
2) lidstaten die met een significante migratiesituatie worden geconfronteerd, kunnen slechts gebruikmaken van een gedeeltelijke of volledige vermindering van hun toegezegde solidariteitsbijdragen.
Lidstaten die met een significante migratiesituatie worden geconfronteerd, kunnen een gedeeltelijke of volledige vermindering van hun solidariteitsbijdragen aanvragen. De procedure is vergelijkbaar met de procedure voor de lidstaten onder migratiedruk.
- Indien de Commissie vooraf heeft vastgesteld dat de lidstaat met een significante migratiesituatie te maken heeft, moet de lidstaat bij de Commissie een verzoek indienen met daarin de nodige informatie.
- Indien deze situatie niet vooraf is vastgesteld, moet de lidstaat gedetailleerdere informatie verstrekken (aangezien de lidstaat moet aantonen waarom er sprake is van een significante migratiesituatie). De Commissie beoordeelt de informatie en beslist of de lidstaat inderdaad met een significante migratiesituatie wordt geconfronteerd.
- Is dat het geval, dan is het uiteindelijk de Raad die de lidstaat machtigt om een volledige of gedeeltelijke vermindering toe te passen.
De crisis- en overmachtverordening maakt meer solidariteit mogelijk dan het kader voor “migratiedruk” of een “significante migratiesituatie” van de verordening asiel- en migratiebeheer:
- Ten eerste is de solidariteitsrespons gericht op de lidstaat die in een crisissituatie verkeert. Overeenkomstig de verordening asiel- en migratiebeheer maakt solidariteit deel uit van een jaarlijkse cyclus en wordt er onder andere een solidariteitspool opgezet. Deze pool kan eventueel worden gebruikt door een aantal lidstaten waarvan de Commissie heeft vastgesteld dat zij onder druk staan of in de loop van het jaar onder druk kunnen komen te staan. Dit betekent dat de solidariteitspool moet worden gedeeld door alle lidstaten die, na het besluit van de Raad om de pool op te zetten, laten weten dat zij er gebruik van willen maken. In een crisissituatie worden voor elke lidstaat specifieke solidariteitspools opgezet op verzoek van de betrokken lidstaat en op basis van een beoordeling van de specifieke behoeften van deze lidstaat.
- Ten tweede zal de procedure sneller verlopen. Volgens de verordening asiel- en migratiebeheer moet de uitvoeringshandeling voor het opzetten van de solidariteitspool vóór het einde van het voorgaande jaar worden vastgesteld. Dit betekent dat er anderhalve maand tot twee maanden verstrijken tussen de beoordeling op grond waarvan de Commissie bepaalt welke lidstaten onder druk staan en wat de behoeften zijn voor het volgende jaar (elk jaar op 15 oktober) en de vaststelling van de uitvoeringshandeling voor het opzetten van de solidariteitspool. In een crisissituatie moet de uitvoeringshandeling voor het opzetten van de specifieke solidariteitspool ten behoeve van de lidstaat worden aangenomen binnen drie weken nadat is vastgesteld dat de desbetreffende lidstaat zich in een crisissituatie bevindt.
- Ten derde moet aan alle behoeften van de lidstaat op het gebied van herplaatsing worden voldaan. Daartoe biedt de crisisverordening een reeks maatregelen:
- Indien er nog herplaatsingstoezeggingen zijn, geeft zij de lidstaat die in een crisissituatie verkeert prioriteit bij de toegang tot de jaarlijkse solidariteitspool (in het kader van de jaarlijkse cyclus van de verordening asiel- en migratiebeheer).
- Als er geen herplaatsingstoezeggingen zijn of als de specifieke solidariteitspool die voor de lidstaat in een crisis is opgezet, onvoldoende herplaatsingstoezeggingen bevat om aan alle herplaatsingsbehoeften te voldoen, zullen zogenoemde “verantwoordelijkheidscompensaties” (waarin de verordening asiel- en migratiebeheer al voorziet) worden ingezet. Dit betekent dat de bijdragende lidstaat de verantwoordelijkheid op zich neemt voor aanvragen waarvoor de lidstaat die in een crisissituatie verkeert, als verantwoordelijk is aangemerkt.
- Bijdragende lidstaten die zaken moeten compenseren, moeten, indien nodig, de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming, al nemen ze daarmee meer voor hun rekening dan hun billijke aandeel (in tegenstelling tot de verordening asiel- en migratiebeheer, waarbij de bijdragende lidstaat nooit meer kan bijdragen dan zijn billijke aandeel). In dat geval zullen deze lidstaten het extra deel van eventuele toekomstige solidariteitsbijdragen kunnen aftrekken.
- Daarom moet, in tegenstelling tot bij de verordening asiel- en migratiebeheer, in crisissituaties aan alle herplaatsingsbehoeften worden voldaan door de bijdragende lidstaten – als dit niet meer door middel van herplaatsingen kan, dan moet het via de verantwoordelijkheidscompensatie.
- Enkele belangrijke beginselen uit de verordening asiel- en migratiebeheer zijn echter ook van toepassing in een crisissituatie:
- de solidariteitsmaatregelen die in de pool kunnen worden opgenomen, zijn dezelfde als in de verordening asiel- en migratiebeheer: zij kunnen de vorm aannemen van herplaatsingen, financiële bijdragen, alternatieve solidariteitsmaatregelen of een combinatie van het genoemde.
- De lidstaten hebben de volledige vrijheid om uit de solidariteitsmaatregelen te kiezen, zodat er in geen geval sprake kan zijn van verplichte herplaatsingen.
Elk jaar zal de Commissie een voorstel voor een “solidariteitspool” doen, waarin de behoeften voor het jaar in absolute termen worden vastgesteld: het totale aantal herplaatsingen en het totale bedrag aan financiële bijdragen.
In de verordening zijn minimumdrempels vastgesteld voor herplaatsingen en financiële bijdragen. Daar moet de Commissie rekening mee houden bij de berekening van de jaarbehoeften en in haar jaarlijkse voorstel voor de uitvoeringshandeling van de Raad. Deze minimumdrempels zijn 30 000 herplaatsingen en 600 miljoen EUR aan financiële bijdragen per jaar, voor de hele Unie. De Commissie kan echter hogere cijfers voorstellen. Bij de berekening van de behoeften moet de Commissie rekening houden met het verwachte aantal aankomende migranten voor het volgende jaar, mede op basis van de behoeften van het voorgaande jaar. Bij de berekening moet er ook rekening mee worden gehouden dat de lidstaten die gebruik zullen maken van de pool, niet verplicht zijn hun toegezegde solidariteitsbijdragen te leveren.
Indien de Commissie, gelet op al deze factoren, meer herplaatsingen en financiële bijdragen voorstelt dan de minimumdrempels in de verordening, moet de Commissie zich houden aan de in de verordening vastgestelde verhouding tussen herplaatsingen en financiële bijdragen om ervoor te zorgen dat alle solidariteitsmaatregelen gelijkwaardig zijn. Deze verhouding is 1 herplaatsing/20 000 EUR.
Alleen in uitzonderlijke omstandigheden kan de Commissie cijfers onder de drempel voorstellen. Het voorstel van de Commissie zal ook een indicatie bevatten van wat het “billijke aandeel” van elke bijdragende lidstaat aan solidariteitsmaatregelen zou zijn, op basis van het bbp en de bevolking van elk land.
Dit voorstel gebruiken de lidstaten als basis voor hun concrete toezeggingen. Deze bijdragen kunnen de vorm aannemen van herplaatsingen, financiële bijdragen of steun in natura. Alle lidstaten zijn verplicht bij te dragen op basis van hun billijke aandeel, maar het staat hen helemaal vrij om te kiezen uit de drie soorten solidariteitsmaatregelen of een combinatie daarvan. Indien de lidstaat ervoor kiest bijstand in natura toe te zeggen, wordt deze bijstand in geld uitgedrukt om te kunnen nagaan of het verplichte billijke aandeel is bijgedragen.
De verordening asiel- en migratiebeheer voorziet ook in de mogelijkheid om een deel van de solidariteitspool te reserveren voor lidstaten met zeebuitengrenzen die onder druk staan vanwege grote aantallen aankomende mensen als gevolg van ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties. Al deze elementen moeten worden weerspiegeld in het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringshandeling van de Raad.
Bij de aanneming van het voorstel van de Commissie zal de Raad uiteindelijk het totale aantal herplaatsingen en de hoogte van de financiële bijdragen voor het jaar bepalen, met inbegrip van de mogelijke toewijzingen van de solidariteitspool aan lidstaten die onder druk staan als gevolg van grote aantallen aankomende mensen na opsporings- en reddingsoperaties.
Het totale aantal herplaatsingen en de totale hoogte van de financiële bijdragen worden gebruikt als referentiecijfers voor de berekening van de individuele bijdrage van de lidstaten op basis van hun billijke aandeel. Aangezien de lidstaten volledig vrij zijn om te kiezen uit de verschillende soorten solidariteit, wordt niet verwacht dat in een bepaald jaar beide streefcijfers worden gehaald (d.w.z. er zullen geen 30 000 herplaatsingen én financiële bijdragen ter waarde van 600 miljoen EUR zijn). Het totale aantal herplaatsingen dat in de verordening en in de uitvoeringshandeling van de Raad voor het opzetten van de solidariteitspool is vastgesteld, heeft echter belangrijke juridische gevolgen, aangezien de Unie verplicht is om elk jaar te voldoen aan een bepaald minimum van “solidariteit met betrekking tot personen”, d.w.z. solidariteit via herplaatsing of via verantwoordelijkheidscompensaties. Dit minimum bedraagt ten minste 60 % van het totale aantal herplaatsingen dat is vermeld in het besluit van de Raad voor het opzetten van de jaarlijkse solidariteitspool of, indien dit meer is, 30 000 herplaatsingen.
De Commissie zal rekening houden met de lessen die zijn getrokken uit de ervaringen met het vrijwillige solidariteitsmechanisme, waarbij herplaatsingen vanuit de landen van eerste binnenkomst naar andere lidstaten plaatsvonden op vrijwillige basis.
De lidstaten kunnen andere lidstaten die onder migratiedruk staan, onder andere steunen door middel van financiële bijdragen, die via de begroting van de Unie zullen worden verleend. Dit betekent dat financiële bijdragen van de bijdragende lidstaten ter beschikking van de EU-begroting zullen worden gesteld in de vorm van externe bestemmingsontvangsten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) en het instrument voor grensbeheer en visumbeleid (BMVI). Deze aanvullende financiële middelen zullen vervolgens door de Commissie aan de begunstigde lidstaten worden verstrekt door middel van een wijziging van hun respectieve programma's.
De begunstigde lidstaten kunnen financiële bijdragen gebruiken voor relevante acties op hun grondgebied, in overeenstemming met het toepassingsgebied van de verordening asiel- en migratiebeheer en de AMIF- of BMVI-verordening. In het geval van het AMIF kunnen financiële bijdragen ook acties in derde landen ondersteunen, op specifieke voorwaarden en alleen binnen het toepassingsgebied van het AMIF. Dit betekent dat het niet mogelijk is om grensgerelateerde activiteiten in een derde land te financieren door middel van financiële solidariteitsbijdragen. Acties in derde landen moeten de grondrechten volledig eerbiedigen en kunnen het systeem van bescherming van die derde landen helpen versterken. Een begunstigde lidstaat kan bijvoorbeeld besluiten om financieel bij te dragen aan de versterking van de capaciteit van derde landen om de asiel- en opvangstelsels voor personen die bescherming nodig hebben, waaronder kinderen, te verbeteren. Een begunstigde lidstaat kan ook activiteiten financieren die verband houden met de bevordering van mobiliteitspartnerschappen of programma's voor vrijwillige terugkeer en re-integratie van een derde land.
Als een lidstaat onder druk staat, is een belangrijke maatregel om deze druk te verlichten de vermindering van het aantal asielverzoeken dat de betrokken lidstaat moet behandelen (d.w.z. de lidstaat die onder druk staat, heeft niet meer de verantwoordelijkheid voor een bepaald aantal asielzoekers). De verordening asiel- en migratiebeheer biedt lidstaten die onder druk staan twee mogelijkheden om de verantwoordelijkheid voor een vast aantal asielzoekers te verminderen:
- Herplaatsing van personen die om internationale bescherming verzoeken naar andere lidstaten. In dit geval wordt een verzoeker waarvoor de lidstaat die onder druk staat, verantwoordelijk is, overgedragen aan een andere lidstaat, die vervolgens verantwoordelijk wordt voor de behandeling van het asielverzoek.
- Vermindering van het aantal verzoekers dat moet worden teruggestuurd naar de lidstaat die onder druk staat aan de hand van “verantwoordelijkheidscompensaties”. Deze maatregel heeft betrekking op personen van wie de asielaanvraag had moeten worden behandeld door de lidstaat die onder druk staat, maar die zich op niet-toegestane wijze naar een andere lidstaat hebben verplaatst. Op grond van de verantwoordelijkheidsregels zouden deze verzoekers moeten worden teruggestuurd naar de lidstaat die onder druk staat. De lidstaat waar de verzoeker zich fysiek bevindt, neemt echter de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek op zich, in plaats van de verzoeker terug te sturen naar de lidstaat die onder druk staat. Bijvoorbeeld: Land A is gevraagd om twintig mensen vanuit land B te herplaatsen, maar kan ervoor kiezen om in plaats daarvan de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor twintig mensen die zich al in land A bevinden, maar voor wie land B normaal gesproken verantwoordelijk zou zijn, en die land A normaal gesproken zou kunnen terugsturen naar land B. Dit wordt gezien als een vorm van solidariteit.
Aangezien beide maatregelen bedoeld zijn om het aantal asielzoekers te verminderen waarvoor de lidstaat die onder druk staat, verantwoordelijk is, worden deze twee maatregelen – herplaatsing en verantwoordelijkheidscompensatie – “solidariteit met betrekking tot personen” genoemd.
Hoewel er geen sprake van verplichte herplaatsing is, kunnen verantwoordelijkheidscompensaties in bepaalde gevallen verplicht worden, onder meer als de herplaatsingstoezeggingen ontoereikend zijn om het minimumaantal herplaatsingen te dekken (30 000, of 60 % van de herplaatsingsbehoeften die de Raad heeft vastgesteld in zijn besluit voor het opstellen van de jaarlijkse solidariteitspool, indien dit cijfer hoger is). Op die manier zullen de lidstaten die onder druk staan, kunnen rekenen op “solidariteit met betrekking tot personen”, wat inhoudt dat zij verantwoordelijk zullen zijn voor een kleiner aantal asielzoekers. Aangezien verantwoordelijkheidscompensaties echter alleen van toepassing kunnen zijn op verzoekers die zich al op het grondgebied van de lidstaat bevinden die de compensatie toepast, kan een lidstaat niet worden gevraagd compensaties toe te passen indien er geen verzoekers op zijn grondgebied zijn. Bovendien is geen enkele lidstaat verplicht tot verantwoordelijkheidscompensatie als hij daardoor meer dan zijn billijke aandeel voor zijn rekening zou nemen. Een solidariteitscoördinator van de Commissie zal toezicht houden op zowel herplaatsingen als verantwoordelijkheidscompensaties.
De hervorming omvat een reeks waarborgen en controlemechanismen die naleving stimuleren en die de uitvoering van het solidariteitsmechanisme moeten vergemakkelijken.
Bijvoorbeeld:
- Alleen lidstaten met goed voorbereide stelsels kunnen in aanmerking komen voor solidariteit of voor vermindering van hun solidariteitsverplichtingen. Een goed voorbereid stelsel is een belangrijke vereiste voor de erkenning van “migratiedruk” (een voorwaarde om solidariteit te ontvangen) en een “significante migratiesituatie” (waardoor de lidstaten in aanmerking kunnen komen voor vermindering van hun solidariteitsbijdragen).
- Als een lidstaat geen toezeggingen doet of zijn solidariteitsverplichtingen niet nakomt, kan de begunstigde lidstaat erop staan dat de compensatieverplichtingen worden nagekomen en kan de Commissie de financiële bijdragen terugvorderen (naargelang het geval).
- Indien een lidstaat zijn verantwoordelijkheidsverplichtingen niet nakomt, zijn de andere lidstaten niet verplicht de solidariteitsverplichtingen jegens die lidstaat na te komen.
- Als er onvoldoende herplaatsingstoezeggingen zijn om te voldoen aan de minimale “solidariteit met betrekking tot personen” die door de Unie moet worden gewaarborgd, worden verantwoordelijkheidscompensaties verplicht. De compensaties zijn dan een noodoplossing om de minimale solidariteit met betrekking tot personen op EU-niveau te waarborgen (d.w.z. dat de lidstaten die onder druk staan, zullen worden tegemoetgekomen doordat zij geen verantwoordelijkheid hoeven te nemen voor een vast aantal mensen per jaar).
- Het solidariteitsforum op hoog niveau, bestaande uit ministers van de lidstaten, kan op elk moment worden bijeengeroepen wanneer er een probleem is, ook als er een nieuwe toezeggingsronde nodig is. Het EU-solidariteitsforum op technisch niveau zorgt voor het dagelijkse beheer van het solidariteitsmechanisme.
- Uiteindelijk kan de Commissie, indien de lidstaten de regels niet binnen twee jaar naleven, gebruikmaken van haar bevoegdheden op grond van het Verdrag (inbreukprocedures).
Onder “migratiedruk” wordt een situatie verstaan die wordt veroorzaakt doordat er zoveel mensen aankomen via land, zee of lucht of er zoveel verzoeken van onderdanen van derde landen of staatlozen worden ingediend dat zij, rekening houdend met de algemene situatie in de Unie, zelfs voor lidstaten met een goed voorbereidasiel-, opvang- en migratiestelsel tot onevenredige verplichtingen leiden en onmiddellijke actie vereisen, met name solidariteitsbijdragen. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de specifieke kenmerken van de geografische locatie van een lidstaat. Van “migratiedruk” is sprake wanneer een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen aankomt, of de kans daarop bestaat, ook als gevolg van herhaaldelijke ontschepingen na opsporings- en reddingsoperaties, of van niet-toegestane verplaatsingen van onderdanen van derde landen of staatlozen tussen de lidstaten.
Onder “significante migratiesituatie” wordt een situatie verstaan waarbij het cumulatieve effect van de aantallen onderdanen van derde landen en staatlozen die in het lopende jaar en in eerdere jaren zijn aangekomen. ertoe leidt dat een goed voorbereid asiel-, opvang- en migratiestelsel de grenzen van zijn capaciteit bereikt.
Van migratiedruk is voornamelijk sprake als een goed voorbereid stelsel te maken krijgt met grote aantallen aankomende migranten (of het risico daarop) of verzoeken die onevenredige verplichtingen met zich meebrengen (omdat die lidstaat dan verantwoordelijk is voor de behandeling van een groot aantal verzoeken).
In een significante migratiesituatie is de bepalende factor niet het aantal mensen dat aankomt (dat hoeft niet omvangrijk te zijn), maar het cumulatieve effect ervan, omdat ook een goed voorbereide lidstaat in de loop der tijd de grenzen van zijn capaciteit kan bereiken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor lidstaten die in de loop der tijd met secundaire bewegingen te maken krijgen.
Als een lidstaat onder migratiedruk staat, komt deze in aanmerking voor solidariteit en/of hoeft de lidstaat zijn solidariteitstoezegging niet of niet volledig na te komen, terwijl een lidstaat die te maken heeft met een significante migratiesituatie alleen zijn solidariteitstoezegging niet of niet volledig hoeft na te komen.
Wanneer de Commissie beoordeelt of een lidstaat onder migratiedruk staat of met een significante migratiesituatie te maken heeft, moet zij rekening houden met een reeks kwantitatieve indicatoren. Dit zijn bijvoorbeeld: het aantal personen dat na opsporings- en reddingsoperaties is ontscheept, het aantal verzoeken om internationale bescherming, het aantal personen dat aan de grensprocedure is onderworpen, het aantal personen dat tijdelijke bescherming geniet, en kwalitatieve indicatoren zoals situaties van instrumentalisering en de omvang en tendens van niet-toegestane verplaatsingen.
Er zullen duidelijkere regels komen over de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van asielverzoeken. De nieuwe regels verbeteren de verantwoordelijkheidscriteria en de regels om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de beoordeling van een asielverzoek:
- indiening van een verzoek om internationale bescherming in de lidstaat van eerste binnenkomst (tenzij de persoon niet in het bezit is van een geldig visum of geldige verblijfsvergunning of toestemming heeft om visumvrij te reizen in de Unie), waar de verzoeker verplicht is te blijven zolang niet is bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is;
- volledige medewerking met de autoriteiten voor de vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat, met daarbij onder meer de verplichting om mee te werken bij het verzamelen van biometrische gegevens en om documenten over te leggen die relevant zijn voor het vaststellen van de identiteit;
- naleving van het besluit tot overdracht en volledige medewerking aan de uitvoering ervan.
Niet-naleving van deze verplichtingen heeft duidelijke rechtsgevolgen voor de verzoeker. Een aantal voorbeelden:
- De volledige materiële opvangvoorzieningen worden alleen aangeboden in de lidstaat waar de verzoeker volgens de verordening asiel- en migratiebeheer hoort te zijn. Indien de verzoeker zich in een andere lidstaat bevindt, wordt alleen in de basisbehoeften voorzien.
- De autoriteiten van de lidstaat die de verantwoordelijkheid bepalen, zijn verplicht om hiermee door te gaan, ook als de verzoeker zich niet op hun grondgebied bevindt. Dat betekent dat een verzoeker die de verplichting om in die lidstaat aanwezig te zijn niet naleeft, geen recht heeft op een persoonlijk interview en om informatie over zijn of haar zaak te verstrekken/verduidelijken.
- Niet-naleving van het besluit tot overdracht en onderduiken na de uitvaardiging van een besluit tot overdracht leiden tot een langere termijn voor de uitvoering van de overdracht (18 maanden volgens de oude regels en 3 jaar volgens de nieuwe regels).
De verplichtingen voor verzoekers worden duidelijker en strikter.
Wanneer een verzoeker zich op niet-toegestane wijze van de ene naar de andere lidstaat verplaatst, biedt de verordening asiel- en migratiebeheer de mogelijkheid om de persoon over te dragen van de lidstaat waar de persoon zich fysiek bevindt naar de lidstaat waar de persoon wettelijk gezien aanwezig moet zijn. Deze overdracht wordt een “terugnameprocedure” genoemd.
De terugnameprocedure zal een eenvoudige kennisgevingsprocedure worden en vervangt de huidige langdurige en ingewikkelde procedure op basis van verzoeken tussen lidstaten en de uitwisseling van bewijsmateriaal. Dit houdt in dat de lidstaat waar de persoon zich zonder enige (wettelijke) reden bevindt, de verantwoordelijke lidstaat eenvoudigweg in kennis kan stellen van het besluit tot overdracht en snel kan overgaan tot de uitvoering van het besluit.
De verantwoordelijkheid verschuift niet als de kennisgeving van terugname niet tijdig wordt verzonden (door de lidstaat op het grondgebied waarvan de persoon zich bevindt). Dit betekent dat lidstaten melding kunnen maken van de aanwezigheid van de persoon en vervolgens op elk moment de terugname kunnen organiseren.
Wanneer een persoon die om internationale bescherming verzoekt, in de Unie aankomt, moet de lidstaat van eerste aankomst bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is. Een van de moeilijkste criteria om toe te passen is het familiecriterium (wanneer een verzoeker een familielid in een andere lidstaat heeft). Mensen die een verzoek indienen bij aankomst in de Unie en familieleden hebben in andere lidstaten, wachten vaak niet op de afronding van de procedure in de lidstaat van eerste binnenkomst, omdat het een langdurige en bureaucratische procedure is. In plaats daarvan gaan zij rechtstreeks naar de lidstaat waar hun familielid zich bevindt.
De verordening asiel- en migratiebeheer vereist dat de lidstaten prioriteit geven aan familiezaken en resolutere maatregelen nemen om de opsporing van familieleden te ondersteunen. De antwoordtermijnen voor de lidstaten zullen korter zijn en de lidstaten mogen niet meer vragen naar onnodige, omslachtige bewijzen (zoals een DNA-test of originele huwelijks- of geboorteakte) wanneer indirect bewijs coherent, verifieerbaar en voldoende gedetailleerd is.
Het EUAA zal een standaardformulier ontwikkelen dat de verzoeker zo spoedig mogelijk moet invullen, zodat familiezaken sneller en efficiënter kunnen worden vastgesteld. Ook zal het agentschap richtsnoeren ontwikkelen ter ondersteuning van de identificatie en opsporing van familieleden. Deze maatregelen, de uitbreiding van de definitie van familie met families die op doorreis zijn en andere verbeteringen (bv. nieuwe verantwoordelijkheidscriteria voor diploma's) moeten het systeem eerlijker en efficiënter maken en zo een aantal pullfactoren verminderen die mensen aanzetten tot niet-toegestane verplaatsingen.
De EU werkt aan uitgebreide partnerschappen op maat met belangrijke partnerlanden. Deze partnerschappen zijn gericht op verschillende samenwerkingsgebieden, zoals economie, handel, groene energie, digitalisering, migratiebeheer en veiligheid.
Deze worden verder aangevuld met actieplannen om migratieproblemen aan te pakken in het kader van een routebrede aanpak.
Daarnaast worden onder meer operationele partnerschappen ter bestrijding van mensensmokkel uitgevoerd met belangrijke partnerlanden (de Westelijke Balkan, Marokko en Tunesië). Het betreft maatregelen om de samenwerking te versterken en uitdagingen aan te pakken in verband met migrantensmokkel, mensenhandel en irreguliere migratie naar Europa vanuit doorreislanden. Deze maatregelen worden ook ondersteund door initiatieven en acties om illegaal vertrek tegen te gaan, zoals het bieden van meer legale routes naar Europa door middel van talentpartnerschappen, het versterken van beschermings- en asielmechanismen in partnerlanden, het bieden van mogelijkheden voor terugkeer en re-integratie vanuit doorreislanden en het aanpakken van de onderliggende oorzaken van migratie.
De EU heeft in november 2023 de wereldwijde alliantie ter bestrijding van migrantensmokkel opgericht om de samenwerking met partnerlanden op het gebied van preventie, respons, bescherming en alternatieven voor irreguliere migratie te versterken. Dit is een belangrijke stap in de gezamenlijke bestrijding van migrantensmokkel met onze partners. Alleen een netwerk kan het tegen een netwerk opnemen.
Daarnaast lopen er tal van verschillende projecten ter bestrijding van migrantensmokkel. De projecten in het kader van het gemeenschappelijk operationeel partnerschap brengen rechtshandhavings- en justitiële autoriteiten samen om capaciteit te ontwikkelen voor het aanpakken van criminele netwerken. Projecten op het gebied van informatie en voorlichting zorgen ervoor dat er informatie wordt verspreid over het risico van irreguliere migratie en over legale alternatieven voor migratie.
De Commissie stelt voor haar wetgevingskader aan te passen met een richtlijn tot vaststelling van minimumvoorschriften ter voorkoming en bestrijding van hulp bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie. Dit voorstel werd in november 2023 gepresenteerd tijdens de internationale conferentie over een wereldwijde alliantie ter bestrijding van migrantensmokkel. De richtlijn heeft de volgende vijf doelstellingen:
- doeltreffende vervolging van georganiseerde criminele netwerken,
- geharmoniseerde straffen die de ernst van het strafbare feit weerspiegelen,
- verbetering van het bereik van de rechtsmacht,
- uitbreiding van de middelen en capaciteiten van de lidstaten,
- verbetering van gegevensverzameling en verslaglegging.
Het voorstel voor een verordening betreffende de versterking van de politiële samenwerking met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van migrantensmokkel en mensenhandel, en betreffende de versterking van de ondersteuning door Europol van de voorkoming en bestrijding van dergelijke strafbare feiten, maakt onderdeel uit van de nieuwe wetgeving tegen mensensmokkel en heeft de volgende specifieke doelstellingen:
- versterking van de samenwerking tussen agentschappen op het gebied van migrantensmokkel en mensenhandel,
- versterking van de sturing en coördinatie op EU-niveau bij de bestrijding van migrantensmokkel en mensenhandel,
- verbetering van de informatie-uitwisseling op het gebied van migrantensmokkel en mensenhandel,
- versterking van de middelen van de lidstaten om migrantensmokkel en mensenhandel te voorkomen en te bestrijden,
- versterking van de steun van Europol voor de voorkoming en bestrijding van migrantensmokkel en mensenhandel door middel van operationele taskforces en de inzet van Europol voor operationele ondersteuning.
Ter verwezenlijking van deze doelstellingen heeft de Commissie ook voorgesteld de financiële en personele middelen van Europol uit te breiden om in te spelen op de operationele behoeften en de vastgestelde lacunes aan te pakken.
Migratie vindt plaats op wereldwijde schaal en speelt dan ook een grote rol in de steeds intensievere betrekkingen van de EU met partners over de hele wereld. De Commissie werkt stelselmatig samen met internationale partners volgens een Team Europa-aanpak om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken, migrantensmokkel te bestrijden en legale migratiemogelijkheden te bevorderen.
De ontwikkeling van legale migratiemogelijkheden moet ook hand in hand gaan met nauwere samenwerking op het gebied van overname. In een goed functionerend asiel- en migratiestelsel moeten degenen die geen wettelijk verblijfsrecht hebben, worden teruggestuurd. Hier werkt de EU-terugkeercoördinator aan in nauwe samenwerking met de lidstaten, in het kader van het netwerk op hoog niveau voor terugkeer.
Er wordt gewerkt aan een nieuw paradigma op basis van brede partnerschappen met veel van de landen van herkomst en van doorreis naar de EU, zoals de initiatieven die recentelijk zijn opgezet met Tunesië, Mauritanië en Egypte. Deze nieuwe aanpak betekent dat migratie een vast onderdeel zal vormen van de nauwe samenwerking met onze partnerlanden, naast andere belangrijke gebieden zoals economie en handel, investeringen in groene energie, veiligheid en intermenselijke contacten. De EU en haar lidstaten zijn 's werelds grootste donor voor hulp aan vluchtelingen en de grootste verstrekker van ontwikkelingshulp. De brede partnerschappen worden aangevuld met een “routebrede aanpak”, die alle aspecten omvat, van de aanpak van de diepere oorzaken van irreguliere migratie tot samenwerking op het gebied van andere aspecten van migratie- en grensbeheer (actieplannen voor de routes door het centrale Middellandse Zeegebied, de Westelijke Balkan, het westelijke Middellandse Zeegebied en de Atlantische Oceaan en de oostelijke Middellandse Zee).
Door middel van een Uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden biedt het pact mensen die bescherming nodig hebben meer veilige en legale mogelijkheden om naar de EU te komen. Voor het eerst zal er een stabiel en voorspelbaar rechtskader zijn. Daardoor kan de EU met één stem te spreken en haar bijdrage aan internationale hervestiging vergroten.
Het Uniekader voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden (Uniekader) zal voorzien in een uniforme procedure voor hervestiging en toelating op humanitaire gronden, waardoor er minder verschillen zullen zijn tussen de nationale praktijken en de efficiëntie wordt verbeterd.
Het kader zal gebaseerd worden op een tweejarig Unieplan. In het Unieplan wordt het totale aantal personen vastgesteld dat bescherming nodig heeft en tot de EU kan worden toegelaten. Ook staan er staan aanwijzingen in over de bijdrage van elke lidstaat en over niet-EU-landen van waaruit de personen zullen worden toegelaten.
De vrijwillige inspanningen van de lidstaten zullen worden ondersteund met passende financiering uit de EU-begroting, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van begrotingsmiddelen.
Er zal worden gezorgd voor een soepele overgang van de huidige ad-hocregeling naar de eerste hervestiging en toelating op humanitaire gronden volgens het Uniekader. Het Uniekader zal bijdragen aan een meer permanente basis voor de activiteiten van de EU op het gebied van hervestiging en toelating op humanitaire gronden. De aanbeveling van de Commissie van 2020 over legale mogelijkheden om bescherming te krijgen in de EU blijft het uitgangspunt voor verdere innovatieve modellen, zoals aanvullende trajecten en gemeenschapssponsoring.
Het pact verbetert de mogelijkheden om op legale wijze naar de EU te komen op drie manieren.
- Ten eerste bevat het door de Commissie in november 2023 ingediende pakket voor mobiliteit van vaardigheden en talent een wetgevingsvoorstel tot oprichting van de EU-talentenpool,eenEU-breed platform. Een aanbeveling over de erkenning van kwalificaties van onderdanen van derde landen behoort ook tot dit pakket. Deze aanbeveling is bedoeld om de aandacht te vestigen op de grote rol die de erkenning van vaardigheden en kwalificaties speelt voor de baankansen van onderdanen van derde landen en hun succesvolle integratie op de arbeidsmarkten van de lidstaten. Met de aanbeveling wordt beoogd de administratieve lasten en kosten in verband met erkenning – die aanwerving uit derde landen kunnen ontmoedigen of tegenhouden – voor zowel aanvragers als werkgevers te verminderen.
- Ten tweede zal de herziene blauwekaartrichtlijn helpen om hooggekwalificeerde werknemers te overtuigen naar de EU te komen en daar te blijven, door middel van flexibelere toelatingsvoorwaarden, betere rechten en de mogelijkheid om gemakkelijker te reizen naar of te werken in verschillende EU-lidstaten.
- Tot slot is in december 2023 een politiek akkoord bereikt over een gestroomlijnde procedure voor de gecombineerde vergunning voor werk en verblijf voor onderdanen van derde landen in de EU. Dit zal de procedure voor het aanvragen van een verblijfsvergunning voor werk in de EU vlotter laten verlopen, wat de internationale aanwerving van talent stimuleert. Er worden ook nieuwe maatregelen ingevoerd om werknemers uit derde landen beter te beschermen tegen uitbuiting.
De EU-talentenpool wordt het eerste EU-brede platform dat de EU aantrekkelijker maakt voor onderdanen van derde landen die op zoek zijn naar arbeidskansen in de EU en over de juiste vaardigheden beschikken voor knelpuntberoepen in de hele EU, op alle vaardigheidsniveaus. Het zal werkgevers in de EU helpen het talent te vinden dat zij nodig hebben en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden waarborgen.
- De verordening gecombineerde vergunning voorziet in een gecombineerde vergunning voor zowel werk als verblijf van onderdanen van derde landen in de EU.
- Door deze verordening zal de procedure voor het aanvragen van een verblijfsvergunning voor werk in de EU vlotter verlopen, wat de internationale aanwerving van talent stimuleert. Er worden ook nieuwe maatregelen ingevoerd om werknemers uit derde landen beter te beschermen tegen uitbuiting.
De verantwoordelijkheden van de lidstaten op het gebied van opsporings- en reddingsoperaties (SAR) vallen onder hun nationale bevoegdheid op grond van het internationaal recht en dit blijft ook zo. Met het pact wordt wel een nieuw rechtskader ingevoerd voor de periode nadatmensen bij opsporings- en reddingsoperaties zijn gered en het grondgebied van een lidstaat binnenkomen.
Het pact bevat drie nieuwe belangrijke pijlers:
1. Nieuwe specifieke regels over verantwoordelijkheid en solidariteit bij SAR-zaken:
- Verantwoordelijkheid: bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor personen die na opsporings- en reddingsoperaties zijn ontscheept en asiel aanvragen. In de nieuwe regels wordt erkend dat ontscheping na een opsporings- en reddingsoperatie niet hetzelfde is als een irreguliere binnenkomst. Daarom blijft een lidstaat die een persoon op zee heeft gered na een SAR-operatie gedurende twaalf maanden verantwoordelijk voor deze persoon, terwijl de lidstaat in het geval van een irreguliere binnenkomst twintig maanden verantwoordelijk zou blijven. Om de correcte toepassing van deze regels te waarborgen, wordt bij de nieuwe Eurodac-verordening een specifieke Eurodac-categorie gecreëerd voor SAR-aankomsten.
- Solidariteit: In de verordening asiel- en migratiebeheer wordt erkend dat opsporing en redding een structurele drukfactor is en dat lidstaten die te maken hebben met een groot aantal personen dat over zee aankomt via SAR-operaties, tot de lidstaten kunnen behoren die gebruik mogen maken van solidariteitsmaatregelen. De hervorming zorgt voor een permanent verplicht solidariteitsmechanisme met de mogelijkheid om een deel van de jaarlijkse solidariteitspool (bestaande uit de solidariteitsbijdragen van alle lidstaten) te bestemmen voor lidstaten die als gevolg van SAR onder druk staan. Dit betekent dat een jaarlijks aantal herplaatsingen en financiële bijdragen “gereserveerd” is voor lidstaten waar als gevolg van SAR-operaties een groot aantal personen over zee aankomt, zodat de voorspelbaarheid en continuïteit van de steun kan worden gewaarborgd. Dit permanente mechanisme betekent dat er geen ad-hocoplossingen op basis van vrijwillige bijdragen meer nodig zijn. De lidstaten moeten bovendien rekening houden met de kwetsbaarheid van binnenkomende personen die na opsporings- en reddingsoperaties worden ontscheept.
2. Verbetering van informatie-uitwisseling en samenwerking: De Commissie heeft in 2021 de eerste SAR-contactgroep opgericht om de samenwerking te verbeteren en de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de geassocieerde Schengenlanden te ondersteunen. De SAR-contactgroep werd in 2023 nieuw leven ingeblazen en komt regelmatig bijeen. De contactgroep verzamelt kennis over door de lidstaten ontwikkelde en toegepaste regels en praktijken met als doel een gemeenschappelijk begrip van SAR te bevorderen en bij te dragen tot de ontwikkeling van gemeenschappelijke praktijken op dit gebied, in overeenstemming met het toepasselijke internationale en Europese rechtskader. De groep heeft ook tests uitgevoerd met de uitwisseling van analytische informatie in bijna-real time en achteraf, en er wordt onderzoek gedaan naar de technische veiligheidsmaatregelen van alle vaartuigen in het kader van SAR.
3. Richtsnoeren en gemeenschappelijke regels: De Commissie heeft in 2020 een aanbeveling uitgebracht over nauwere samenwerking op het gebied van opsporing en redding. Daarnaast heeft de Commissie ook voorgesteld de richtlijn hulpverlening te herzien om verder te verduidelijken dat humanitaire activiteiten in de vorm van opsporings- en reddingsoperaties die in overeenstemming zijn met het internationaal recht, niet strafbaar mogen worden gesteld. Momenteel wordt over het voorstel onderhandeld door de medewetgevers.